Spring naar content

Beroerte (CVA) – Extra informatie

Extra informatie voor patiënten

Extra informatie voor professionals

Uit onderzoek blijkt dat patiënten na een CVA moeite hebben om voldoende actief te blijven. Dit komt door fysieke beperkingen, vermoeidheid, angst, onvoldoende hulp, cognitieve beperkingen (zoals geheugenproblemen, concentratieproblemen of problemen met plannen en organiseren), depressie of een gebrek aan motivatie. Op de lange termijn kan verdere achteruitgang ontstaan: 21% van de patiënten heeft na drie jaar een slechtere mobiliteit dan na het eerste jaar na de beroerte.

De grootste vooruitgang vindt plaats in de eerste weken na het CVA. Na een halfjaar functioneert 50% van de patiënten met een ischemisch-CVA weer zelfstandig. Voor de groep met een bloedig-CVA is dat een derde. Herstel kan tot circa een jaar na het CVA nog plaatsvinden. In het algemeen geldt: een hogere trainingsintensiteit (frequentie en duur) in het eerste jaar leidt tot een sneller herstel van motoriek, lopen, spierkracht en de balans. De belastbaarheid van de patiënt is hierbij leidend.

Mechanisme: hoe werkt het bewegen? 

Patiënten verbruiken na een beroerte vaak meer energie om dezelfde activiteit uit te voeren dan mensen die geen beroerte hebben doorgemaakt. Dit toegenomen energieverbruik hangt samen met inefficiënte beweegpatronen en spasticiteit. Beweging of training doorbreekt het oude patroon van onwillekeurig en/of niet efficiënt bewegen. Door te bewegen en het doen van oefeningen, verbetert de zuurstofopname capaciteit, neemt het energieverbruik af en neemt de spierkracht, coördinatie en balans toe. Door een efficiënter beweegpatroon kan de patiënt met minder inspanning meer activiteiten uitvoeren. Ook kan de patiënt door het doen van oefeningen adaptatiestrategieën (aanpassing in de uitvoering) ontwikkelen om het activiteitenniveau te vergroten. 

Daarnaast leidt bewegen tot een verhoogde afbraak van bloedstolsels en een afname van bloedplaatjesaggregatie. Bewegen beperkt nadelige vernauwingen van de bloedvaten en verbetert de bloedcirculatie. Ook verbetert beweging de bloeddrukregulatie, coronaire vasodilatatie en het lipidenprofiel in het bloed. Dit is van belang voor de gezondheid van de bloedvaten.

Contra-indicaties en waarschuwingen  

Contra-indicaties voor fysieke training zijn koorts, slecht gereguleerde diabetes mellitus, ernstige anemie (bloedarmoede), aanwezigheid van mogelijke neurologische complicaties en ongecontroleerde hypertensie. Daarnaast is er deze lijst met cardiale contra-indicaties.

Aanbevelingen voor bewegen na een beroerte

Revalidatiefase
De KNGF-Richtlijn Beroerte (richtlijn voor diagnostiek en behandeling van beroerte voor fysiotherapeuten) beschrijft verschillende trainingsvormen en de effecten op het herstelproces bij patiënten met een beroerte. De meest effectieve vormen zijn looptraining, circuittraining, spierkrachttraining en aerobe training. Welke trainingsvorm het best past, hangt af van de beperkingen en doelen van de patiënt.

  • Looptraining:
    Trainen van het lopen zorgt aantoonbaar voor verbetering van het looppatroon. Voor het verbeteren van de loopsnelheid blijkt loopbandtraining het meest effectief. Voor het verbeteren van de loopafstand en het verminderen van angst wordt juist aangeraden om te lopen op een vaste ondergrond. De duur, afstand en snelheid hangen af van het niveau van de patiënt.
  • Circuittraining:
    Circuittraining in groepsvorm draagt bij aan verbetering van lopen, balans en motorische vaardigheden. Deze circuittraining bestaat uit losse, functionele oefeningen zoals opstaan en zitten, op- en afstappen, evenwichtsoefeningen, traplopen en fietsen. Elke oefening wordt gedurende vijf minuten uitgevoerd om effectief te zijn.
  • Spierkrachttraining:
    Spierkrachttraining draagt bij aan een verbetering van de spierkracht van de paretische (gedeeltelijk verlamde) spieren bij CVA-patiënten met een parese. Spierkrachttraining bevat geïsoleerde oefeningen per spiergroep tegen weerstand in. Verbetering treedt op bij een training 8 tot 10 oefeningen van 1 tot 3 sets met 10 tot 15 herhalingen. 
  • Aerobe training (duurtraining):
    Aerobe training draagt bij aan een verbetering van het uithoudingsvermogen. Hierbij wordt een activiteit gedurende een bepaalde tijdsduur op continue snelheid en/of weerstand uitgevoerd. Dat kan op een loopband, fietsergometer en roei-ergometer. De patiënt kan ook lopen of fietsen op een vaste ondergrond. Het effect treedt op bij een training van minimaal drie keer per week gedurende 20-60 minuten op 50 tot 80% van de maximale hartfrequentie.

Bovenstaande trainingsvormen vragen om professionele begeleiding. Dat kan via: 

  • Een revalidatietraject bij een ziekenhuis of revalidatiecentrum. Hiervoor is eerst een verwijzing naar de revalidatiearts nodig van de huisarts of medisch specialist.
  • Eerstelijns fysiotherapie in een sport- of oefenruimte. Voor fysiotherapie vanuit de aanvullende verzekering is geen verwijzing nodig. Een gespecialiseerd CVA-fysiotherapeut vind je via Wegwijzer Hersenletsel van Kennisnetwerk CVA Nederland;
  • Een sportschool met specialisatie Niet Aangeboren Hersenletsel, te vinden via NL Actief en Meet Me At The Gym.

Na de revalidatiefase
Na een jaar is het verdere herstel gering en is de revalidatiefase vaak afgerond. Wanneer een patiënt zonder begeleiding verder kan, blijven de algemene beweegrichtlijnen gelden, je leest hier wat de beweegrichtlijnen inhouden.

Bronnen