Omgaan met belemmeringen
IOndanks dat voldoende bewegen veel voordelen heeft voor mensen met een chronische aandoening, betekent dat niet automatisch dat patiënten meer gaan bewegen. Vaak zie je dat patiënten wel willen bewegen, of de voordelen ervan inzien, maar tegelijkertijd ook drempels ervaren om het daadwerkelijk te gaan doen. Iemand is bijvoorbeeld bang voor pijn tijdens het sporten, of denkt dat het te vermoeiend is.
Deze tweestrijd tussen enerzijds wel willen en niet doen, komt vaak voor in gedragsverandering. Om patiënten te ondersteunen om de stap naar bewegen te maken, kun je als professional veel doen wanneer je in gesprek bent met iemand.
Ga direct naar
- Motiverende gespreksvoering
- Motiverende gespreksvoering toepassen
- Belemmeringen bespreekbaar maken
- Welke belemmeringen kun je tegenkomen?
- Omgaan met belemmeringen
Motiverende gespreksvoering
Een veelvoorkomende valkuil wanneer je patiënten meer wil laten bewegen, is advies geven over bewegen zonder aandacht te besteden aan de drempels die de patiënt ervaart. Hierdoor voelt een patiënt zich mogelijk niet gehoord, en schiet in de weerstand. Je voorkomt dit door eerst iemands eigen motivatie voor verandering te verhogen in een empathisch en accepterend gesprek (Bischof et al., 2021). Hier komt motiverende gespreksvoering om de hoek kijken.
Motiverende gespreksvoering is een verzamelterm voor een combinatie van meerdere wetenschappelijk onderbouwde technieken. Het doel is om je patiënt te motiveren, en toe te wijden aan gedragsverandering vanuit iemands eigen redenen en doelen, in een veilige en accepterende setting (Bischof et al., 2021). Het bevat dus meerdere manieren die jij kunt gebruiken om je cliënt te motiveren, gehoord te laten voelen in hun drempels en hiermee ook weerstand te voorkomen.
Motiverende gespreksvoering gaat uit van de volgende vier principes:
- Een gelijkwaardige vertrouwensrelatie tussen professional en cliënt. Je plaatst je als professional naast de patiënt, in plaats van het gesprek als expert of superieure aan te gaan. Stel geen overhaaste conclusies en ga er niet vanuit dat je de patiënt iets ‘bij moet leren’. Vermijd formuleringen als: “Je weet toch wel dat sporten goed voor je is. Waarom doe je het dan nog niet?”. De patiënt kan dit als neerbuigend ervaren en het komt het vertrouwen in jou als professional niet ten goede (Knowles & Linn, 2004). Gebruik juist zinnen als “Vind je het goed om samen te kijken naar waarom het niet lukt om te sporten?”.
- Een accepterende en empathische houding naar de patiënt toe. Heb begrip voor wat je patiënt vertelt, en oordeel hier niet over. Wat voor jou misschien heel logisch is of geen drempel is, kan iemand anders heel anders beleven. Hiermee zorg je ervoor dat de patiënt zich écht gehoord voelt in zijn of haar verhaal. Denk hierbij aan zinnen als “Ik kan me helemaal voorstellen dat je het spannend vindt om te sporten”.
- Compassie en oprechte interesse naar de leefwereld van de patiënt. Dit richt de aandacht op de motivatie en doelen van de patiënt, en niet op die van de professional. Denk aan vragen als “Wat vind je leuk om te doen in het dagelijks leven?”.
- Het oproepen van motivatie om te veranderen bij de patiënt. Je koppelt de interesses en motivatie van de patiënt aan nieuw gedrag. Wanneer iemand bijvoorbeeld veel motivatie haalt uit in de natuur zijn, kun je dit koppelen aan bewegen. Vraag dan bijvoorbeeld: “Je geeft aan dat je het mooi vindt om in de natuur te zijn, lijkt je het niet mooi om eens vaker door het bos te wandelen?”
Naast deze principes bevat motiverende gespreksvoering een aantal technieken die jij als professional kunt gebruiken:
- Stel open vragen. Dit stimuleert een patiënt om zelf na te denken over bewegen. Denk hierbij aan vragen als “Waar maak jij je zorgen om?”.
- Luister actief en reflecteer op wat de patiënt zegt. Geef je reflectie hierop (zonder te oordelen): “Je zegt dat je snel buiten adem raakt omdat je een slechte conditie hebt, begrijp ik goed dat je je daar zorgen om maakt?”.
- Geef complimenten op wat de patiënt al goed doet. Zorg dat je goede dingen toejuicht, herkenning geeft aan wat iemand zegt, of begrip toont voor uitdagingen: “Ik vind het heel goed van je dat je meer wilt bewegen en minder wil roken! Ik kan me ook tegelijkertijd voorstellen dat dit moeilijk voor je is”.
- Vat samen wat iemand zegt. Vat samen wat het meest relevant is voor de verandering die jij met de patiënt wilt bereiken. “Als ik het goed begrijp, wil je graag meer bewegen en stoppen met roken, en maak je je tegelijkertijd ook zorgen om je conditie, klopt dat?”
- Verhoog iemands motivatie met de juiste vragen en informatie. Vertaal iemands motivatie naar een concreet doel. Vraag actief of iemand meer wil weten over (de voordelen van) bewegen in combinatie met zijn of haar aandoening. “Vind je het goed om samen verder samen te kijken naar hoe we je conditie kunnen verbeteren?”.
Deze technieken zijn op meerdere momenten toe te passen tijdens een consult met een patiënt. Ook hangt het af van de patiënt of de situatie welke technieken je het best kunt gebruiken. Wanneer iemand bijvoorbeeld al gemotiveerder is, hoef je hier minder aandacht aan te besteden (Bischof et al., 2021).
Motiverende gespreksvoering toepassen
Motiverende gespreksvoering kun je inzetten als zorgprofessional tijdens een consult met je patiënt. Wanneer je bijvoorbeeld kansen ziet voor een patiënt om meer te bewegen, wil je diegene daar eerst voor motiveren. Bij de gesprekshandleidingen voor de specifieke aandoeningen zijn deze technieken verwerkt en lees je welke vragen je kunt stellen om motiverende gespreksvoering toe te passen tijdens een consult.
Verschillende typen patiënten
Als zorgprofessional heb je te maken met allerlei verschillende patiënten met verschillende motieven en drempels. Door deze verschillen is er per patiënt een aanpak op maat nodig. Dit vraagt van jou als professional om je patiënt goed te kennen en zijn of haar motieven en drempels om te bewegen te achterhalen.
Tijdens je consult kun je een aantal stappen doorlopen:
- De patiënt leren kennen
- De patiënt motiveren om meer te sporten of bewegen
- Belemmeringen bespreekbaar maken
Deze stappen zijn ook terug te vinden in het eBook ‘Beweeggedrag veranderen’.
De patiënt leren kennen
Start met een open gesprek waarin je de patiënt leert kennen. Wat houdt diegene bezig, wat vindt diegene leuk om te doen of belangrijk in zijn of haar leven? Door de juiste vragen te stellen, leer je je patiënt beter kennen en creëer je die gelijkwaardige vertrouwensrelatie.
De patiënt motiveren
Als je beter weet wie de cliënt is, kun je iemands motivatie om te bewegen uitvragen. Denk aan vragen als: “Wat vind iemand leuk aan bewegen?” “Wat zijn redenen om meer te willen bewegen?” “Wat vindt iemand belangrijk in zijn of haar leven?” “En hoe kan meer bewegen hieraan bijdragen?”.
Wil je meer weten over motivatie en bewegen? Lees dit terug in het eBook.
Belemmeringen bespreekbaar maken
Mensen kunnen vanwege hun aandoening belemmeringen ervaren om daadwerkelijk meer te gaan bewegen. Deze belemmeringen staan een patiënt in de weg, ondanks hun motivatie om te bewegen. Dat iemand aangeeft meer te willen bewegen, betekent dus niet automatisch dat ze het daadwerkelijk gaan doen.
Als professional is het daarom cruciaal dat je de belemmeringen die je patiënt ervaart bespreekbaar maakt. Gebruik hierbij de principes uit motiverende gespreksvoering, om te voorkomen dat een patiënt weerstand ervaart en ervoor te zorgen dat iemand zich ook weer gehoord voelt door jou als patiënt.
Welke belemmeringen kun je tegenkomen als professional?
- Belemmeringen gerelateerd aan de aandoening
Patiënten kunnen te maken hebben met fysieke belemmeringen, als gevolg van hun aandoening. Fysieke belemmeringen (zoals pijn of vermoeidheid) kunnen er daadwerkelijk zijn, maar kunnen ook een zelf ontwikkelde drempel zijn uit angst of onzekerheid. In dat geval zijn patiënten sceptisch en twijfelen ze of sporten wel goed voor ze is, of hun aandoening alleen maar erger maakt. Ook kan het zo zijn dat ze denken dat sporten niks meer voor hen is, en dat ze het niet meer aankunnen. Je kunt dit op de volgende manieren herkennen:
- De patiënt heeft pijn. “Ik kan niet sporten of bewegen vanwege de pijn” of “Als ik sport denk ik dat de pijn erger wordt”. Deze pijn kan er daadwerkelijk zijn, maar kan ook angst voor pijn zijn.
- Vermoeidheid. “Ik ben te moe om te gaan sporten/bewegen” of “Ik heb geen energie om te sporten/bewegen.” “Als ik ga sporten heb ik misschien geen energie meer over om nog te werken.” Vermoeidheid kan gaan over echte fysieke vermoeidheid, maar kan ook om mentale vermoeidheid gaan. In dat geval heeft iemand niet de energie om zelf na te denken over welke vorm van bewegen mogelijk is.
- Angst voor inspanning: “Ik durf niet te gaan sporten of bewegen, ik denk dat mijn lichaam het niet meer aankan.” Een patiënt kan onzeker zijn over zijn of haar lichaam. Wat kunnen ze nog wel met hun aandoening, en wat niet meer? Ook kan deze angst optreden na bijvoorbeeld een onprettige ervaring tijdens het sporten of bewegen (denk aan een hypo, of een blessure).
Hoe kun jij reageren als zorgverlener?
Wanneer een patiënt zo reageert is het eerst goed om uit te sluiten of sporten en bewegen de klachten kunnen verergeren. Dit kan bijvoorbeeld gedaan worden door een sportarts, fysiotherapeut of behandelend arts. Als de patiënt groen licht heeft om veilig te sporten, wil je als professional juist doorvragen op de angst en onzekerheid die een patiënt ervaart. Waar komt dit vandaan? Wat kun je doen om deze angst te verminderen? En welke vorm van sport of bewegen is wel mogelijk?
Voorbeeldvragen:
- “Wat vervelend om te horen dat je pijn hebt, normaal gesproken weten we dat je met deze klachten veilig kan bewegen. Wat maakt dat je pijn ervaart?
- “Vind je het goed om eens samen te kijken wanneer je die pijn krijgt? En bij welke bewegingen je juist geen pijn ervaart?”
- “Je geeft aan dat je te weinig energie hebt. Er zijn allerlei vormen van beweging die ook minder inspanning kosten. Vind je het goed om eens samen te kijken wat je allemaal doet op een dag, en welke vorm van bewegen je minder energie kost?”
- “Ik kan me goed voorstellen dat het spannend is om weer te gaan sporten. Wat laat je denken dat je lichaam het niet meer aankan?”
- Sociale drempels
Patiënten kunnen ook op sociaal vlak drempels ervaren. Het kan bijvoorbeeld moeilijk zijn om leeftijdsgenoten te vinden, of misschien zit er een stuk schaamte in over wat andere mensen van hun uiterlijk of aandoening vinden. De patiënt op de volgende manier reageren: “Ik wil niet dat anderen mij op deze manier zien bewegen” of “Wat zullen anderen wel niet van mij denken als ik ga sporten?”.
Hoe kun jij reageren als zorgverlener?
Wanneer een patiënt zo reageert is het goed om te achterhalen wanneer ze deze sociale drempel wel ervaren, en wanneer juist niet. Als je dat weet kun je samen op zoek naar activiteiten waarbij er geen sociale drempel is voor de patiënt.
Voorbeeldvragen:
- “Dat lijkt me geen fijn gevoel. Wanneer zit je hier het meest mee? Vind je het goed om samen te kijken hoe we die situaties kunnen beperken?”
- “Wat vervelend om te horen dat je hiermee zit. Zijn er situaties en mensen waarbij je hier geen last van hebt? Vind het het goed om samen te kijken welke sporten allemaal mogelijk zijn met die mensen?
- Gebrek aan zelfvertrouwen
Patiënten kunnen door hun aandoening minder zelfvertrouwen hebben of een lager zelfbeeld hebben. Een patiënt met COPD of obesitas kan zichzelf bijvoorbeeld niet als sportief type zien. Dit gebrek aan zelfvertrouwen kan ervoor zorgen dat patiënten niet geloven dat zij meer kunnen gaan sporten of bewegen. Je kunt dit herkennen aan zinnen als “Ik ben geen type voor de sportschool.” of “Ik heb nooit gesport, dat is niks voor mij”.
Hoe kun jij reageren als zorgverlener?
Wanneer een patiënt weinig zelfvertrouwen heeft, is het belangrijk om iemand stapsgewijs weer wat meer vertrouwen te geven. Laat de patiënt ervaren dat kleine stapjes al een groot verschil maken. Achterhaal wat de patiënt spannend vindt, en waar iemand wel vertrouwen in heeft. Dit kun je bijvoorbeeld doen door te vragen naar succeservaringen uit het verleden, of door te vragen wat de patiënt nodig heeft om meer vertrouwen op te bouwen.
Voorbeeldvragen:
- “Begrijpelijk dat je dit denkt, het kan lastig zijn om te beginnen met sporten als je niet eerder naar een sportschool bent gegaan. Wat vind je precies spannend aan het idee om te gaan sporten?”
- “Ik kan me voorstellen dat het voelt als een grote stap om ergens aan te beginnen dat je nog nooit hebt gedaan. Maar is er ooit een moment geweest dat je genoot van sport? Misschien op de fiets of wandelen tijdens vakantie? Zo kunnen we een activiteit vinden die meer bij je past of wat je vroeger leuk vond om te doen.”
- Weinig plezier in sporten
Patiënten kunnen door hun aandoening minder plezier ervaren in sport of bewegen. Zo kan een COPD-patiënt zich beperkt voelen tijdens inspanning en hierdoor minder plezier ervaren. Dit herken je aan een reactie als “Ik vind sporten op deze manier niet leuk om te doen.”.
Hoe kun jij reageren als zorgverlener?
Wanneer een patiënt aangeeft geen plezier te beleven aan sport of bewegen, is het belangrijk om te erkennen dat iemands aandoening inderdaad een belemmering kan vormen voor het plezier. De patiënt voelt zich gefrustreerd, en daar kun jij als zorgverlener empathisch op reageren. Daarna kun je samen met de patiënt alternatieven verkennen die de patiënt wel nog kan en leuk vindt.
Voorbeeldvragen:
- “Ik kan me voorstellen dat het frustrerend is dat je geen plezier meer haalt uit sporten. Wat maakt precies dat je er nu geen plezier uit haalt?”
- “Plezier halen uit bewegen kan per persoon verschillen. Wat vind jij leuk aan bewegen? Vind je het goed om samen te kijken naar hoe we dat gevoel weer terug kunnen vinden?”
- Gebrek aan tijd
Waarschijnlijk hoor je regelmatig dat een gebrek aan tijd als belemmering ervaren wordt. Dit kan komen doordat iemand écht geen tijd heeft, of de prioriteit bij andere dingen legt. Wat de precieze reden ook is, wanneer iemand het gevoel heeft geen tijd te hebben, kan dit een belemmering zijn om te sporten of bewegen. Je herkent dit aan reacties als “Ik kom er gewoon niet aan toe om te sporten” of “Ik heb het al zo druk met andere verplichtingen.”
Hoe kun jij reageren als zorgverlener?
Wanneer een patiënt ervaart geen tijd te hebben, toon je in eerste instantie begrip voor de drukte die iemand ervaart. Ga daarna op zoek naar wat diegene zoveel tijd kost, en hoe sporten en bewegen desondanks toch een plek kan krijgen. Zorg dat de sport- of beweegactiviteit zo klein mogelijk is zodat het niet te veel tijd in beslag neemt.
Voorbeeldvragen:
- “Begrijpelijk dat je er niet altijd aan toekomt. Waar komt het door? Gaat het om je planning, of is er iets anders dat het tegenhoudt?
- “Als je terugdenkt aan momenten dat je wel sportte, hoe plande je dat toen in?”
Omgaan met belemmeringen
Wanneer je een beter beeld hebt van de patiënt en de belemmeringen, is het belangrijk om de patiënt hierin te geruststellen. Stel iemand bijvoorbeeld gerust dat hun angsten of onzekerheden vaak niet nodig zijn. Doe dit indien nodig ook met juiste medische informatie, zodat je de garantie kunt bieden dat sporten met hun aandoening veilig is.
Soms vindt een patiënt het moeilijk om over zijn of haar belemmeringen te praten. Dit kun je herkennen aan reacties als “Gewoon, zoals ik het net zei.. Ik vind het gewoon spannend om te sporten.” Houd hier rekening mee en blijf empathisch naar de patiënt. Stel diegene gerust dat het normaal is sporten spannend te vinden, en blijf open verdiepende vragen stellen om te achterhalen wat de patiënt belemmert.
Afhankelijk van de soort belemmering, kun je de patiënt naar een andere professional doorverwijzen. Merk je dat iemand sociale drempels of geen plezier ervaart, dan kun je diegene doorverwijzen naar bijvoorbeeld een buurtsportcoach. Heeft iemand medische belemmeringen, pijn, vermoeidheid, angst of weinig vertrouwen in nog wel kunnen sporten? Verwijs iemand dan door naar een sportarts of fysiotherapeut. Merk je dat iemand met een leefstijgerelateerde aandoening weinig tijd ervaart om te sporten, verwijs diegene dan door naar de leefstijlcoach.
Bronnen
- Bischof, G., Bischof, A., & Rumpf, H. J. (2021). Motivational interviewing: an evidence-based approach for use in medical practice. Deutsches Ärzteblatt International, 118(7), 109.
- Blaukopf, C. L., & DiGirolamo, G. J. (2007). Reward, context, and human behaviour. The Scientific World Journal, 7(1), 626-640.
- Knowles, E. S., & Linn, J. A. (Eds.). (2004). Resistance and persuasion. Lawrence Erlbaum Associates Publishers. https://doi.org/10.4324/9781410609816