Spring naar content

Hartfalen – extra informatie

Extra informatie voor patiënten

Extra informatie voor professionals

Mechanisme: hoe werkt het bewegen? 

De volgende mechanismen spelen een rol bij de positieve effecten van bewegen op hartfalen:

  • Toename van de type-I spiervezels en een verhoging van het oppervlak en de hoeveelheid capillairen (kleinste bloedvaten). Dat leidt tot een verbetering in de zuurstofopname en een toename van het maximale inspanningsvermogen.
  • Verbetering van de endotheelfunctie (de functie van de cellen die de binnenkant van het hart en de bloedvaten bekleedt).  Dit leidt tot een toename van de bloeddoorstroming naar de skeletspieren.
  • Verbetering van de autonome controle. Dit leidt tot een lagere hartfrequentie in rust en een grotere hartritmevariabiliteit.
  • Verbetering van de maximale cardiac output (de hoeveelheid bloed die het hart per minuut wegpompt) tijdens inspanning.
  • Verbeterde inademkracht.

Samen leiden deze mechanismen tot een verbeterde spierdoorbloeding, spiermetabolisme, ademefficiëntie, neurohormonale regulatie en pompfunctie van het hart.

Contra-indicaties en waarschuwingen

Patiënten met hartfalen doen er goed aan om een inspanningstest te doen voor ze instappen in een trainingsprogramma. Hiermee kan de trainingsintensiteit nauwkeuriger bepaald worden. Bespreek de inspanningstest met de cardioloog.

Volgens de richtlijnen hartrevalidatie (Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVvC) en KNGF) mogen hartfalenpatiënten fysieke training uitvoeren wanneer zij:

  • Minimaal drie weken hemodynamisch stabiel zijn;
  • Niet kortademig zijn bij het praten;
  • Ademhalingsfrequentie hebben van minder dan dertig ademhalingen per minuut in rust;
  • Rusthartslag hebben van minder dan 110 slagen per minuut;
  • VO₂max hebben van meer dan 10 ml/kg per minuut;
  • Medicamenteus optimaal ingesteld zijn;
  • Geen ventriculaire tachycardieën hebben bij inspanning (sterk verhoogde hartslag vanuit de ventrikel).

Bij de volgende absolute contra-indicaties wordt geadviseerd om de training direct te stoppen en een cardioloog te raadplegen:

  • Ernstige vermoeidheid of kortademigheid;
  • Verhoogde ademhalingsfrequentie van meer dan 30 per minuut die niet in relatie staat tot de geleverde inspanning;
  • Lage polsdruk (<10 mmHg);
  • Daling van systolische bloeddruk tijdens inspanning (>10 mmHg);
  • Toename van ritmestoornissen;
  • Angina pectorisklachten (pijn op de borst);
  • Vegetatieve verschijnselen (duizeligheid, misselijkheid).

Bij de volgende relatieve contra-indicaties wordt geadviseerd om voor het bewegen eerst een cardioloog te raadplegen:

  • Een toename van de bestaande klachten;
  • Een saturatie (zuurstofwaarde) van <90% tijdens inspanning;
  • Sterk ontregelde diabetes mellitus (suikerziekte);
  • Koorts of acute ziekte;
  • Acute systeemziekten (waarbij het afweersysteem het eigen lichaam aanvalt);
  • Een recente (<3 maanden) longembolie (bloedprop in een bloedvat van de longen);
  • Tromboflebitis (aderontsteking);
  • Ernstige anemie (bloedarmoede);
  • Acute pericarditis of myocarditis (ontsteking in het hartzakje of de hartspier);
  • Ernstige aortastenose (vernauwing van de aorta) of mitralisklepstenose (vernauwing van de hartklep);
  • Hartklepinsufficiëntie (lekkende hartklep) die een indicatie vormt voor een operatie;
  • Hartinfarct in de drie weken voorafgaand aan de training;
  • Boezemfibrilleren met een hoge kamerrespons in rust (>100/min);
  • >2 kg gewichtstoename binnen enkele dagen.
  • Bij patiënten met ernstig hartfalen (NYHA-IV);
  • Ernstige cognitieve stoornissen (problemen met onder andere geheugen, aandacht en concentratie);
  • Niet innemen van de voorgeschreven medicatie zoals bètablokkers.

Aanbevelingen voor bewegen met hartfalen

Vanuit de wetenschap bestaat geen eenduidigheid over de beste trainingsvorm bij hartfalen. Een persoonsgerichte benadering wordt dan ook geadviseerd, afhankelijk van de mogelijkheden en voorkeuren van de patiënt. Op basis van de bestaande onderzoeken bracht het KNGF een trainingsadvies uit voor patiënten met hartfalen. Dit is opgenomen in de KNGF-richtlijn Hartrevalidatie en bevat een trainingsprogramma bestaande uit intervaltraining en aerobe training (duurtraining), aangevuld met spierkrachttraining van de grote spiergroepen. Onderstaand trainingsprogramma wordt onder professionele begeleiding van een gespecialiseerd fysiotherapeut uitgevoerd, die de juiste intensiteit bepaalt. In sommige gevallen kan een patiënt dit later zelfstandig uitvoeren. Een overzicht van locaties met professionele begeleiding vind je hier.

  • Intervaltraining:
    Intervaltraining houdt in dat tijdsblokken van inspanning afgewisseld worden met tijdsblokken van (actieve) rust volgens een van tevoren vastgesteld schema. Intensieve intervaltraining kan leiden tot een verbetering van de linkerventrikelfunctie (functie van de linkerhartkamer).
    Voor dit effect wordt een trainingsschema geadviseerd van 4 minuten intensieve inspanning afgewisseld met 3 minuten actief herstel gedurende vier rondes.
    Let op: intensieve intervaltraining moet uitgevoerd worden onder professionele begeleiding.
  • Aerobe training:
    Aerobe training houdt in dat een beweging of oefening (bijvoorbeeld fietsen of lopen) gedurende een bepaalde tijdsduur uitgevoerd wordt. Aerobe training zorgt voor een verbetering van het inspanningsvermogen en de kwaliteit van leven bij patiënten met hartfalen, met name bij patiënten met NYHA-II en III. 
  • De duur een frequentie hangen af van het maximale inspanningsniveau van de patiënt:
    • Patiënten met een lagere inspanningscapaciteit (VO₂max 10,5-17,5, dat is 3-5 MET’s of 40-80 W) hebben het meeste baat bij korte maar frequente training. Hierbij wordt een trainingsprogramma geadviseerd van 1 à 2 trainingssessies per dag gedurende 15 minuten, waarbij het accent ligt op aerobe intervaltraining (duurtraining bestaande uit inspanningsblokken afgewisseld met rust, afhankelijk van het niveau van de patiënt).
    • Patiënten met een VO₂max >17,5ml/kg/min (≥5 MET’s/≥80 W) wordt geadviseerd om 2-3 trainingssessies per week te doen, gedurende 20-30 minuten per sessie. 
  • Spierkrachttraining:
    Spierkrachttraining kan dienen als een aanvulling op de aerobe/interval training. Spierkrachttraining vergroot de spierkracht en het krachtuithoudingsvermogen en draagt met name bij voor patiënten die beperkingen in spierkracht ervaren in dagelijkse activiteiten. De eerste twee weken bevat de training 2-3 series van 10 herhalingen (tegen een lage weerstand <30%) voor de grote spiergroepen. Hierna volgt een training van 2-3 series van 10-15 herhalingen op 40-65% van de maximale spierkracht voor de grote spiergroepen met een frequentie van 2-3 keer per week.

Verder gelden de volgende beweegadviezen:

  • Geschikte sporten zijn onder meer hardlopen, wandelen, nordic walking, fietsen en aerobics.
  • Voor patiënten met chronisch hartfalen NYHA II-III wordt aangeraden om onder gedeeltelijke of volledige supervisie te blijven trainen, ook na een hartrevalidatieprogramma. Dat kan bij:
    • Een gespecialiseerde eerstelijns fysiotherapiepraktijk.
      Via de zorgzoeker van DigiH kun je alle gespecialiseerde fysiotherapeuten vinden;
    • Cardiofitness;
    • Gespecialiseerde sportschool. 

Bronnen